Omdat er in Nederland relatief weinig radioactief afval geproduceerd wordt en vanwege de benodigde specialistische kennis, is in 1982 gekozen voor één erkende organisatie die al het afval op één centrale plek in Nederland beheert: COVRA.
COVRA draagt blijvend zorg voor het Nederlandse radioactieve afval om mens en milieu te beschermen. Al het radioactieve afval wordt door COVRA gedurende ten minste honderd jaar veilig opgeslagen in speciaal daarvoor ontworpen gebouwen. Het afval wordt geïsoleerd op een centrale plaats waar het beheerst en gecontroleerd kan worden, zodat de veiligheid over die lange periode gegarandeerd blijft. Uiteindelijk moet radioactief afval in een inrichting voor eindberging worden ondergebracht. Dat verzekert dat het afval ook over duizenden jaren nog buiten de levensruimte van de mens is.
Bij het beheer van het radioactieve afval wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten afval: het laag- en middelradioactief afval en het hoogradioactief afval.
Laag- en middel radioactief afval
Laag- en middel radioactief afval bestaat onder meer uit: handschoenen, laboratorium- glaswerk, kleding, harsen, injectienaalden, bestralingsbronnen, rookmelders, plastic folie, pompen en buizen, besmet schroot, dierlijk materiaal van proefdieronderzoek, vloeistoffen, filters en bezinkels. Ook het afbreken van laboratoria waar met radioactieve stoffen gewerkt werd en de sloop van kernenergiecentrales en onderzoeksreactoren levert radioactief afval op. Voor laag- en middelradioactief afval is een betonnen omhulsel voldoende om de radioactieve stoffen in te sluiten en om de straling te verminderen.
Een bijzondere categorie vormt het NORM-afval. NORM staat voor ‘Naturally Occuring Radioactive Material’. Het betreft hier afval met een verhoogde natuurlijke radioactiviteit: bijvoorbeeld bepaalde soorten industrieel afval zoals verarmd uranium of afval van de fosfaatindustrie. Dit type radioactief afval vereist eveneens zorgvuldige verwerking en opslag.
Hoogradioactief afval
Hoogradioactief afval bestaat uit splijtstofelementen die als brandstof in onderzoeks- reactoren zijn gebruikt, uit afval afkomstig van de productie van medische isotopen en uit opwerkingsafval van kernenergiecentrales. In Nederland gaat het dan om de onderzoeksreactoren in Petten en Delft en de kernenergiecentrale in Borssele. De gebruikte splijtstofelementen van Borssele worden opgewerkt in Frankrijk. Opwerken betekent dat de nog bruikbare bestanddelen worden gescheiden van de afvalstoffen. De afvalstoffen worden teruggezonden naar Nederland en bij COVRA opgeslagen. Het afval met de grootste hoeveelheid radioactiviteit wordt in glasblokken verwerkt. Omdat in de glasblokken zeer veel activiteit aanwezig is, ontstaat ook warmte, zodat het radioactief afval gekoeld moet worden. Na circa 100 jaar produceert dit radioactief afval geen warmte meer. Bij het opwerkingsproces ontstaat ook niet-warmteproducerend hoogradioactief afval, dat ook wordt teruggestuurd en bij COVRA wordt opgeslagen.