De definitieve besluitvorming over een eindberging in Nederland staat gepland rond 2100. Het in gebruik nemen van een eindberging is voorzien in 2130. Tot die tijd blijft COVRA het radioactief afval dat in Nederland ontstaat bovengronds opslaan. Dit geeft ons de tijd om voldoende onderzoek te doen naar een eindberging en om te leren van de kennis en ervaring van andere landen en voldoende geld te sparen om een eindberging te bouwen. Bijkomend voordeel is dat een groot deel van het afval dat we nu bovengronds opslaan tegen die tijd minder warmte produceert. Hierdoor kunnen we het afval dichter op elkaar plaatsen in een eindberging, waardoor de eindberging minder groot hoeft te zijn. Het huidige kabinet is voornemens om de besluitvorming rondom eindberging naar voren te halen; mogelijk naar 2050 in plaats van 2100. Momenteel wordt in kaart gebracht welke stappen moeten worden gezet om dit mogelijk te maken.
Eindberging is op de lange termijn de meest veilige en verantwoorde manier om met radioactief afval om te gaan.
Het onderzoek naar eindberging is een integraal onderdeel van het Nederlandse beleid voor radioactief afval. De coördinatie daarvan behoort tot de kerntaken van COVRA. De uitgangspunten voor het realiseren van een eindberging is dat de oplossing veilig, haalbaar, modulair en schaalbaar is. Dit is leidend in alle onderzoeksprogramma’s rondom eindberging
In Nederland wordt sinds de jaren ‘70 van de vorige eeuw onderzoek gedaan naar eindberging. In verschillende onderzoeksprogramma’s is gekeken naar de manier waarop radioactief afval veilig in de diepe ondergrond van Nederland geborgen kan worden. Daarvoor wordt natuurwetenschappelijk onderzoek uitgevoerd en worden de technologische en geologische voorwaarden vastgesteld voor een veilige eindbergingsfaciliteit in Nederland.
COPERA 2020 – 2025
COPERA (COVRA’s OnderzoeksProgramma voor Eindberging van Radioactief Afval) is het huidige, doorlopende langetermijnonderzoeksprogramma dat in 2020 is gestart. Het bouwt voort op eerdere programma’s: ICK (1972 – 1979), OPLA (1982 – 1992), CORA (1995 – 2001) en OPERA (2010 – 2017). In de eerste fase van COPERA (2020-2025) is de kennis uit eerdere programma’s gebruikt voor vervolgonderzoek op basis van eerdere veiligheidsstudies voor een eindberging in klei en zout. De uiteindelijke keuze voor zout of klei is nu nog open. Dat geldt ook voor de vraag waar de eindberging moet komen. Het onderzoeksprogramma gaat niet in op de locatiekeuze. In 2019 heeft de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het Rathenau Instituut opdracht gegeven om via onderzoek en dialoog te komen tot een advies over het besluitvormingsproces rondom de locatiekeuze. COPERA is volledig gericht op de verdere ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en technische kennis over eindberging.
Het doel van COVRA is om in ieder onderzoeksprogramma de veiligheidsstudies verder te verfijnen door iteratief een steeds specifieker en gedetailleerder bergingsconcept te ontwikkelen. Op die manier wordt de kennis over eindberging gericht verder ontwikkeld, zodat later een weloverwogen besluit over eindberging kan worden genomen. Het eerste deel van COPERA (2020-2025) heeft geleid tot twee nieuwe rapporten met integrale veiligheids- en haalbaarheidsstudies voor eindberging; één voor een faciliteit in klei en één voor een faciliteit in zout.

Een veiligheidsstudie oftewel ‘safety case’ beschrijft, kwantificeert en onderbouwt de veiligheid van een geologische eindbergingsfaciliteit.
Het hoofddoel van COPERA is om de kennis te ontwikkelen die nodig is voor het implementeren van veilige en efficiënte geologische berging van radioactief afval in klei en zout, rekening houdend met alle stappen in de keten van radioactief afvalbeheer.
COPERA draagt bij aan:
- het versterken van de nationale nucleaire kennisinfrastructuur en het opbouwen van een internationaal netwerk voor geologische berging van radioactief afval;
- het bevorderen van een maatschappelijke discussie over geologische berging van radioactief afval, en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor een definitieve oplossing voor radioactief afval;
- het overwegen van multinationale eindbergingsopties als onderdeel van de tweesporenstrategie.
Het eindbergingsconcept dat verder is ontwikkeld in COPERA is gebaseerd op het wereldwijd gehanteerde ‘multibarrièresysteem’ van natuurlijke en geconstrueerde barrières die het afval insluiten en isoleren en de migratie van radionucliden naar de biosfeer voorkomen, verminderen of vertragen. De ontwikkeling van wetenschappelijk en technisch inzicht en de verzameling van gegevens en argumenten die de veiligheidsstudies ondersteunen, is binnen COPERA multidisciplinair aangepakt met uiteenlopende expertisegebieden.

Universiteiten zijn essentieel voor het behouden en uitbreiden van kennis en het doorgeven hiervan aan de volgende generaties. Daarom heeft COVRA een langetermijnrelaties opgebouwd met verschillende universiteiten, zoals de Technische Universiteit Delft (TU-Delft) en de Universiteit Utrecht (UU) en met kennisinstellingen zoals TNO. Andere belangrijke samenwerkingen vinden plaats binnen het SECUUR-project (Safe Environment for Clay Underground Repository) met de Nederlandse Wetenschappelijk Onderzoeksraad (NWO) en de internationale onderzoeksprojecten KOMPASS en DECOVALEX (DEvelopment of COupled models and their VALidation against EXperiments). Deze samenwerkingen, in combinatie met met een doorlopend nationaal onderzoeksprogramma, maken continue vooruitgang mogelijk in de richting van de oplossing voor alle wetenschappelijke, technische en maatschappelijke kwesties.
In de toekomst moeten relaties zoals die met de TU-Delft en UU zijn aangegaan, ook worden ontwikkeld met andere Nederlandse universiteiten om te investeren in de volgende generatie experts op het gebied van berging van radioactief afval. Het is daarnaast de bedoeling om zoveel mogelijk samen te werken met internationale experts in de onderzoeksprogrammering om de inzet van financiële middelen te optimaliseren en om een uitgebreide dekking van relevante wetenschappelijke en technische onderwerpen te garanderen.
Internationale samenwerkingen die bijdragen aan COPERA zijn verder bijvoorbeeld OECD-NEA (de IGSC, de NEA Clay Club en de NEA Salt Club), Europese commissie (EURAD, waarin 23 EU-lidstaten de kennisbasis voor eindberging ontwikkelen) en de IAEA. Er is daarnaast nauwe samenwerking geweest met partijen uit België (NIRAS/ONDRAF), Duitsland (BGE) en de Verenigde Staten (US DOE).
Binnen COPERA worden jaarlijkse onderzoeksbijeenkomsten georganiseerd. Onderzoekers presenteren dan hun recente werk aan elkaar en organisaties met een rol in het nationale programma, zoals het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de ANVS en het Rathenau Instituut. Het doel is dat COVRA elke tien jaar nieuwe veiligheidsstudies oplevert, met iedere vijf jaar een tussentijdse update. Deze frequentie is gebaseerd op de update van het nationale programma. De studies worden telkens geactualiseerd, geconcretiseerd en uitgebreid, waarbij rekening wordt gehouden met de voortgang in Nederland en elders in de tussenliggende jaren.

Voorwaardelijkheid en vervolg
Net als bij de eerdere veiligheidsstudie worden de rapporten van COPERA ‘voorwaardelijke’ veiligheidsstudies genoemd. We hebben nog geen locatie en weten nu nog niet wat de locatiespecifieke omstandigheden zijn, wat de evolutie van het ontwerp van de berging gaat zijn en wat de exacte afvalinventaris op het moment van implementatie is. De aannames we daarover hebben gedaan, vormen de voorwaarden voor de uitwerking van uiteindelijke veiligheidstudies.
De recente veiligheidsstudies maken deel uit van het bredere COPERA-programma van COVRA, dat naar verwachting tientallen jaren zal duren en dat ook onderzoek omvat naar multinationale oplossingen. De structuur van het langetermijnonderzoeksprogramma kan voor meerdere programmeringsperioden worden gebruikt en resulteert elk decennium in een iteratie van twee veiligheidscases, één voor een eindberging in klei en één voor een eindberging in zout. Dit is in lijn met de Europese richtlijn voor het beheer van radioactief afval, die elk decennium een evaluatie van het nationale programma vereist.
Het bestaan van COPERA en de resultaten die eruit voortkomen, zijn belangrijke bijdragen aan het nakomen van de verplichtingen van Nederland onder zowel de Europese richtlijn over radioactief afvalbeheeer als het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA over radioactief afval. Het project ondersteunt ook het standpunt van Nederland om een tweesporenbeleid (nationaal en potentieel multinationaal) uit te voeren voor het beheer van radioactief afval. De resultaten kunnen worden gebruikt als bijdragen van Nederland aan de ontwikkeling van multinationale projecten.
In COPERA is vooral gekeken naar technische aspecten van eindgering. Het realiseren van een eindberging houdt aanzienlijk meer in dan het beschouwen van natuurwetenschappelijke en technische factoren. Elk toekomstig locatiekeuzeprogramma moet rekening houden met maatschappelijke vereisten en zal stapsgewijs en participatief van aard moeten zijn.

Ook andere opties denkbaar
Naast een geologische berging in zout of klei zijn er nog meer varianten van een eindberging mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan oppervlakteberging, een combinatie van diepe en ondiepe geologische berging (afhankelijk van het soort afval) of boorgaten van enkele kilometers diep waar het afval in wordt geplaatst. In plaats van een nationale eindberging is ook een multinationale optie met één of meer andere landen denkbaar. Dat houdt in dat meerdere landen het radioactief afval ondergronds opbergen in één eindberging. Voor landen die relatief weinig radioactief afval produceren, zoals Nederland, is dat een goede oplossing om kosten te besparen. Het bouwen van een eindberging is namelijk erg kostbaar. Binnen de vereniging ERDO wordt door diverse landen samengewerkt aan een multinationale eindberging voor radioactief afval. ERDO bestaat uit Dansk Dekommissionering uit Denemarken, IFE en NDD uit Noorwegen, TNO en COVRA uit Nederland, ARAO uit Slovenië, ENEA uit Italië, ONDRAF/NIRAS uit België en FUND uit Kroatië. Deze organisaties werken nauw samen door kennis te delen en gezamenlijk projecten uit te voeren. Op dit moment onderzoekt de vereniging berging van hoogradioactief afval in diepe boorgaten.