“In augustus 2010 heb ik de overstap gemaakt van een groot Nederlands onderzoeksinstituut naar COVRA. Wat me vooral aantrok in de functie van onderzoeker bij COVRA was dat ik aan één project ging werken: onderzoek naar geologische eindberging van radioactief afval. Je kan dan echt de vruchten plukken van werk dat je uitvoert, door het steeds verder te verfijnen. Bovendien wordt wat ik doe ook echt gebruikt. De onderzoeksrapporten worden gelezen en gebruikt door anderen en hebben daardoor nu al nut, ook al gaat het over een project op de zeer lange termijn.

In 2010 was ik nog de enige onderzoeker bij COVRA. Toen hield ik me bezig met onderzoek naar zowel zout als klei. Vanaf 2018 ben ik me steeds meer gaan specialiseren op klei. Klei is overal, het is tastbaar en wordt veel gebruikt en toegepast. Ik vind het heel interessant materiaal. In kleilagen zie je de geschiedenis van lang, lang geleden, ver voordat de mens bestond. Dat maakt dat ik me af en toe een echte tijdreiziger voel. Mijn opdracht is om de haalbaarheid en de veiligheid van een eindberging in klei heel goed te bestuderen. De spoorelementen in de klei geven bijvoorbeeld een goede indicatie van hoe radioactieve stoffen in de klei zouden reageren en bewegen. Het meest bijzondere van de afgelopen onderzoeksperiode vond ik dat COVRA openlijk mee kon doen met een boring. Verse kleikernen zijn namelijk zeldzaam. Dankzij deze boring in Delft beschik ik nu over vers kleimateriaal wat de studie naar een eindberging in klei een stuk praktischer maakt.

De afgelopen jaren ben ik binnen COPERA onder andere bezig geweest om het eindbergingsconcept van eerdere onderzoeksprogramma’s verder te verfijnen. Een belangrijk verschil met eerdere programma’s is dat ik naast Boomse klei ook naar andere kleisoorten ben gaan kijken. Dat maakt het mogelijk om een eindberging met meerdere lagen te bouwen, waardoor het laag- en middelradioactieve afval niet onnodig diep geplaatst hoeft te worden. Internationaal wordt er veel samengewerkt. Er zijn veel landen waar onderzoek loopt naar klei als gastgesteente. België, Zwitserland, Frankrijk en Hongarije hebben zelfs bepaald dat klei de enige optie is die ze nog onderzoeken. Momenteel ben ik voorzitter van de ‘Klei Club’ van de Nuclear Energy Agency. Binnen deze vereniging wordt al ruim 30 jaar samengewerkt door partijen van over de hele wereld. Zo kunnen we leren van elkaar en samen kennis opbouwen.

Ik kijk erg uit naar het vervolg van COPERA. Ik ga dan nog uitgebreider naar verschillende Paleogene kleisoorten kijken. We weten waar de Paleogene kleien in Nederland zitten, hoe diep en hoe dik de lagen zijn maar deze informatie is nu lastiger te vinden voor het publiek dan Boomse klei. Binnen OPERA is veel onderzoek gedaan naar Boomse klei. Nu wil ik dat er meer experimentele resultaten van de andere kleisoorten komen en de kennis over de verspreiding van deze kleien in Nederland publiek beter beschikbaar komt. En dat hoef ik niet alleen te doen, want er zijn nog verschillende andere mensen betrokken bij het onderzoek, onder andere PhD-studenten van diverse universiteiten en de Geologische Dienst Nederland (onderdeel van TNO).”